leestekens 7


Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen.
Ik zei: 'Ik wil van de zomer niet naar Zeeland.'
De woorden die gesproken worden, schrijf je tussen aanhalingstekens.
Als de leestekens deel uit maken van de gesproken tekst, moet je ze tussen de aanhalingstekens schrijven.



hij zegt ik ben jarig


denk toch aan je geluk riep hij uit


heb je dat boek al gelezen vroeg hij


jesper fluistert mag ik je gum lenen


clint zegt tegen jochem dit is leuk